Kasteel Dussen
Adres: Binnen 1 te Dussen
Ontstaan: Het kasteel werd rond 1330 gebouwd als woontoren.
Geschiedenis: In 1314 krijgt Jan II van der Dussen een halve hoeve land in leen, en krijgt later het recht land in te dijken.
Het eerste kasteel werd rond 1330 gebouwd als woontoren, die in 1387 werd uitgebreid. Tijdens de St. Elisabethsvloed van 1421 werd het bijna geheel van de kaart geveegd. Pas een halve eeuw later werd met de wederopbouw begonnen.
Bij het begin van de Tachtigjarige Oorlog werd het kasteel tijdens een beschieting zwaar beschadigd. In 1608 werd het kasteel in Toscaanse stijl verbouwd. In 1672 wordt het huis door de Fransen geplunderd. In 1714 wordt het huis gerestaureerd, waarbij gebruik wordt gemaakt van bouwmateriaal afkomstig van kasteel Gansoyen.
Rond 1920 werden de bijgebouwen gesloopt. Aan het begin van de Tweede Wereldoorlog werd er een aanvang gemaakt met de restauratie, maar tijdens het krijgsgeweld van 1944/45 werd al het werk tenietgedaan. Na de oorlog werd met het herstel begonnen, dat in 1953 voltooid werd. Bij deze restauratie werd de kapel die de karmelietessen aangebouwd hadden weer verwijderd. Ook de poorttoren tussen de twee torens in werd als storend beschouwd en afgebroken, hoewel deze op de ontwerptekeningen voorzien werd van een klok en een ui-vormige spits.
Bewoners: Vanaf 1330 tot begin zeventiende eeuw was het kasteel met de heerlijkheid bezit van de familie van der Dussen.
In 1608 kocht Walraven, baron van Gendt, heer van Oyen de heerlijkheid met het kasteel en verbouwde het in renaissancestijl. In 1682 wordt het huis eigendom van de familie van der Schueren van Hagevoort, en in 1727 vinden we Alexandre, graaf van Groesbeek als eigenaar. In 1758 komt het kasteel in handen van de familie de Croix.
In 1901 stelde de toenmalige eigenaresse, Marie Auguste, gravin d’Ursel het kasteel ter beschikking aan de zusters Carmelitessen, die uit Frankrijk waren verdreven. In 1924 verkocht de graaf d’Ursel het kasteel aan de heer Suringar uit Koudekerke. Diens zuster, Rolina Petronella Frederika, was de laatste bewoonster van het kasteel. Zij woonde alleen op het kasteel met als enig gezelschap een ezel en liet zich ’s nachts bewaken door een aantal dorpelingen. Dit verhaal inspireerde Antoon Coolen tot zijn boek ‘De vrouw met de zes slapers’, wat overigens bijna geheel verzonnen is. Na de dood van Rolina in 1931 werd te kasteel ter afbraak te koop aangeboden. De gemeente kocht het kasteel, liet het restaureren en nam het als raadhuis in gebruik.
Huidige doeleinden: Horeca.
Toegankelijkheid: Het huis is opengesteld voor rondleidingen.